Soorten groepen
Een groep is een combinatie van een netwerkdimensie en een culturele dimensie:
- Het aanwezig zijn van interactie en communicatie
- Het aanwezig zijn van gemeenschappelijke waarden en normen
Er bestaan vier typen:
- Primaire groep: dit is een kleine groep met een zekere duurzaamheid, waarvan de leden regelmatig met elkaar interacteren en communiceren. Hij wordt gekenmerkt door gevoelens van samenhorigheid die berusten op gemeenschappelijke waarden en normen. Een primaire groep is de eerste levensgroep waarmee een persoon in contact komt. De groep heeft een beperkte omvang en wordt gekenmerkt door waarderationalitiet. De banden zijn affectief en emotioneel van aard. Wel komen er binnen een primaire groep conflicten voor.
- Collectiviteit: het is een zeer grote groep. De leden kunnen niet met alle medeleden direct en regelmatig interacteren en communiceren. Ze kennen een zekere samenhorigheid op basis van gemeenschappelijke waarden of belangen. Dit is de meest frequent voorkomende soort van groep.
- Samenzijn: dit mist de dimensie gemeenschappelijke waarden en normen en vooral de duurzaamheid. Het bindmiddel is het externe en momentgebonden gebeuren.
- Sociale categorie: dit is geen volwaardige groep. Het zijn verzamelingen van sociale eenheden met een bepaald gemeenschappelijk kenmerk. Sociale categorieën worden van buitenaf gevormd. Sociale categorieën verwijzen meestal naar sociale realiteiten.
Primaire groepen kunnen binnen collectiviteiten tot ontwikkeling komen.uit een categorie of samenzijn kan een primaire groep of collectiviteit groeien. Primaire groepen samen kunnen collectiviteiten vormen.
Bales baseerde zijn interactieprocesanalyse op de observatie van de wijze waarop mensen die samen aan een taak gaan werken twee hoofdproblemen regelen:
- Taakgericht gedrag: de manier waarop de taken in de groep moeten worden aangepakt.
- Sociaal emotioneel gedrag: de manier waarop groepsleden met elkaar willen omgaan.
Binnen een taakgerichte bijeenkomst treedt een verschuiving van soorten bijdragen op. In het begin zijn veel bijdragen gericht op oriëntatie, vervolgens gaat men over op evaluatie en aan het einde neemt de controle toe. Er treden tevens verschuivingen op in het sociaal emotionele proces. De spanning loopt op. Wanneer de groepsontwikkeling over meerdere bijeenkomsten verspreid plaatsvindt, is dezelfde soort ontwikkeling te zien.
We moeten ook letten op groepen waaraan mensen hun waarden of gedrag refereren. Mensen hebben meestal meerdere referentiegroepen. Merton en Kitt verstaan onder gemeenzaam: conformisme met de normen en verwachtingen die gangbaar zijn in de lidmaatschapsgroep. Referentiegroepsgedrag is: een positieve gerichtheid naar de normen van een niet lidmaatschapsgroep, die als referentiekader genomen wordt voor het eigen gedrag. Er zijn twee soorten referentiegroepen. Normatieve referentiegroepen zijn groepen waarmee mensen zich willen identificeren en waarvan ze lid willen worden. Comparatieve referentiegroepen zijn groepen waarmee ze hun situatie vergelijken maar waartoe ze niet noodzakelijk willen behoren.
Relatieve deprivatie gaat over zich tekortgedaan voelen in vergelijking met anderen. De mate van relatieve deprivatie wordt bepaald door de grootte van de kloof met de referentiegroep, de omvang van de groep en de intensiteit van de groep. Bij normatieve referentiegroepen ontleent men de leidraad voor het eigen gedrag aan de richtinggevende waarden en normen van een andere dan de lidmaatschapsgroep. Anticiperende socialisatie is socialisatie die voorafgaat aan een eventueel lidmaatschap van een groep. De marginale mens bevindt zich aan de rand van een aantal groepen, maar wordt door geen daarvan aanvaard. Referentiegedrag impliceert een afwijzing van de normen van de groep.