Sociale strata en sociale klasse
Sociale relaties kunnen verschillend van aard zijn:
- Nevenschikkend: dit leidt tot sociale differentiatie
- Bovenschikkend: dit leidt tot sociale ongelijkheid
- Onderschikkend: dit leid tot sociale ongelijkheid
Sociale differentiatie is verscheidenheid tussen posities in de samenleving. Individuen kunnen worden ondergebracht in een aantal bovenliggende en onderliggende lagen op basis van maatschappelijk relevante kenmerken. Dit heet sociale stratificatie of sociale gelaagdheid. Mensen verzamelen zichzelf ook. Collectiviteiten onderscheiden zich van sociale categorieën door de gemeenschappelijkheid van waarden en doelstellingen en de aanwezigheid van een collectief bewustzijn. Ordesociologen ontkennen het bestaan van klassen als collectiviteiten. Ordesociologen zijn veelal structureel functionalisten. De conflictsociologen stellen dat klassenconflicten onze maatschappij in beweging houden.
Alle samenlevingen vertonen vormen van gelaagdheid. Een samenleving is alleen egalitair wanneer alle posities nevengeschikt zijn en een gelijkwaardige status hebben. Gestratificeerde samenlevingen zijn alle samenlevingen waarin statussen aan de hand van particuliere criteria worden toegekend.
Standen zijn erfelijke meestal endogame ordeningen. Kasten zijn traditionele, religieus voorgeschreven en gesanctioneerde sociale ordeningen. Ook zij zijn endogaam en het lidmaatschap wordt geërfd. De hedendaagse samenleving kent sociale klassen. Een sociale klasse is een bevolkingsgroep die een gemeenschappelijke positie inneemt ten aanzien van cruciale maatschappelijke variabelen, waarbinnen een aantal gelijkwaardige interactiepatronen bestaan, gemeenschappelijke normen en waarden worden gedeeld en die duidelijk kan worden afgebakend van andere bevolkingsgroepen.
Het begrip klasse werd voor het eerst gebruikt door Marx. Zijn definitie bestond in de eerste plaats uit termen van een gemeenschappelijke positie ten aanzien van de productiemiddelen. Weber ontwikkelde een meer gedifferentieerde definitie van sociale klasse. De klassen staan niet in conflictuele relaties tot elkaar. Ze worden ook niet door klassenbewustzijn gekenmerkt. Er moet volgens Weber ook rekening worden gehouden met status en macht. In de V.S. werd het functionalistische klassenbegrip geïntroduceerd. Deze benadering sluit aan bij de visie van Durkheim. Er bestaan geen tegenstellingen en de grenzen zijn vaag.
De sociobiologie is de wetenschappelijke bestudering van de biologische grondslag van alle vormen van sociaal gedrag bij alle soorten organismen. De menselijke eigenschappen zijn totstandgekomen door een aanpassingsproces.
Durkheim hield zich bezig met de vraag welke vormen van ongelijkheid maatschappelijk aanvaardbaar zijn en welke zullen verdwijnen. In een samenleving horen geen andere vormen van ongelijkheid te bestaan dan die welke zijn gebaseerd op de verschillen in wat individuen bijdragen tot het maatschappelijk geheel. Davis en Moore stelden dat het noodzakelijk is voor het voortbestaan van de samenleving dat de cruciale sociale posities effectief worden bekleed. Verschillende sociale beloningen moeten verbonden worden met verschillende sociale posities. Ongelijkheid is ook disfunctioneel. De sociale gelaagdheid is het resultaat van een selectieve evaluatie door machtige en invloedrijke bevolkingsgroepen.
In het wordingsproces van de klassenstructuur onderscheidt Marx drie stadia:
- Strijd tussen de individuele kapitalist en de individuele arbeider
- Strijd tussen de klassen an sich
- Strijd tussen de klassen fur sich
Er ontwikkelt zich een klassenbewustzijn. Dit komt tot rijping wanneer de leden van een klasse zich organiseren in een politieke beweging of partij. Marx beperkte zijn analyse tot twee hoofdklassen. Dit komt voornamelijk door de op dat moment feitelijke klassenstructuur. Ook is dit binaire beeld sprekender voor bepaalde klassen of het dient beter hun belangen. Aan Marx’ theorie ligt een heuristisch principe ten grondslag. Hij wilde bepaalde ontwikkelingswetten definiëren en de krachten aanduiden die bij deze ontwikkelingen betrokken zijn.
De meervoudige klassenindelingen zijn vooral beschrijvend van aard. Hij gebruikte naast de klassenstructuur ook de autonome klassenfracties, de sociale categorieën en de sociale lagen. Een sociale laag onderscheidt zich van een sociale klasse doordat ze niet in een eenduidige relatie tot de productiemiddelen staat. Een sociale laag is steeds in verbinding met de klassen werkzaam.